- passer
- passer [paasee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉 〈vooral + être, ook + avoir〉1 gaan (door) 〈ook figuurlijk〉 ⇒ lopen, rijden2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren3 voorbijgaan 〈tijd〉 ⇒ verstrijken, overgaan4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)6 〈film, radio〉vertoond worden ⇒ uitgezonden worden7 gebruikt worden ⇒ op raken aan8 verbleken ⇒ verschieten♦voorbeelden:1 le café doit passer lentement • koffie moet langzaam doorlopenle courant ne passe pas • er is geen stroom; 〈figuurlijk〉er is geen contact, het klikt nietdéfense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!y passer • eraan gaan, doodgaan; 〈ook〉eraan moeten gelovenpasser avant • voorgaan 〈figuurlijk〉〈informeel〉 un camion lui a passé dessus • hij is overreden door een vrachtautopasser devant • voorgaan 〈letterlijk〉passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …2 ne faire que passer • niet lang blijvenpasser prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaan5 il passe pour avoir dit cela • hij moet dat gezegd hebbense faire passer pour • zich uitgeven voor¶ il l'a sentie passer, la note • dat heeft hij in zijn portemonnee gevoeldII 〈overgankelijk werkwoord〉 〈+ avoir〉1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door2 doorbrengen 〈tijd〉 ⇒ passeren3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈film〉 ⇒ draaien 〈plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten8 vergeven ⇒ door de vingers zien9 doen verdwijnen ⇒ doen verbleken10 zeven ⇒ filtreren11 opmaken ⇒ passeren, verlijden, boeken♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springen2 il ne passera pas la nuit • hij haalt de morgen nietpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapen4 passer le ballon • de bal doorspelenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!7 j'en passe • noem maar opj'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!je passe • 〈kaartspel〉ik pas8 passer qc. à qn. • iets door de vingers zienIII se passer 〈wederkerend werkwoord〉1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen2 voorbijgaan ⇒ verstrijken3 overgaan ⇒ voorbijgaan4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v1) (voorbij)gaan2) gaan (van...naar)3) doorgaan (voor)4) uitgezonden worden [film, radio]5) gebruikt worden6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.